De mysterieuze Willem
Van de auteur van Van den Vos Reynaerde is alleen de voornaam overgeleverd en het feit dat hij ook de schrijver is van het verdwenen werk Madoc. Volgens wetenschappers kan Madoc een Arthurroman zijn geweest, een reisverhaal of het verslag van een droom of visioen van een tocht naar een andere wereld. Dit zijn alledrie veronderstellingen, die de nooit gevonden tekst in een Keltische sfeer plaatsen. Op basis van de zeer geraffineerde tekst van de Reynaert neemt men aan dat Willem goed op de hoogte moet zijn geweest van de verzameling Franse vossenverhalen, de Roman de Renard, die hij niet alleen bewerkt heeft, maar ook een eigenzinnige wending heeft gegeven. Hij moet ‘zijn talen’ hebben gekend en over een grote Bijbelkennis hebben beschikt. Frits van Oostrom - een autoriteit op het gebied van middeleeuwse literatuur - meent dat hij goed op de hoogte is geweest van het dertiende eeuwse recht op basis van de vele scherpzinnige pleidooien in de Reynaert. Dat Willem een raadsman of griffier in Gent of omstreken is geweest, wordt nu als meest waarschijnlijk beschouwd.
Van de auteur van Van den Vos Reynaerde is alleen de voornaam overgeleverd en het feit dat hij ook de schrijver is van het verdwenen werk Madoc. Volgens wetenschappers kan Madoc een Arthurroman zijn geweest, een reisverhaal of het verslag van een droom of visioen van een tocht naar een andere wereld. Dit zijn alledrie veronderstellingen, die de nooit gevonden tekst in een Keltische sfeer plaatsen. Op basis van de zeer geraffineerde tekst van de Reynaert neemt men aan dat Willem goed op de hoogte moet zijn geweest van de verzameling Franse vossenverhalen, de Roman de Renard, die hij niet alleen bewerkt heeft, maar ook een eigenzinnige wending heeft gegeven. Hij moet ‘zijn talen’ hebben gekend en over een grote Bijbelkennis hebben beschikt. Frits van Oostrom - een autoriteit op het gebied van middeleeuwse literatuur - meent dat hij goed op de hoogte is geweest van het dertiende eeuwse recht op basis van de vele scherpzinnige pleidooien in de Reynaert. Dat Willem een raadsman of griffier in Gent of omstreken is geweest, wordt nu als meest waarschijnlijk beschouwd.
Van den vos Reynaerde in het Dyckse handschrift.
In de middeleeuwen werden verhalen meestal door voordrachtkunstenaars, zoals minstreels of sprooksprekers, voorgedragen. Dat was voor het publiek toentertijd verreweg de gebruikelijkste manier om van een verhaal kennis te nemen: lezen was in de middeleeuwen vooral luisteren. Daarom kozen veel schrijvers ervoor om de gegevens die tegenwoordig op het omslag of in een woord vooraf geplaatst zouden worden, aan het begin van het verhaal op te nemen; de luisteraars kregen het boek zelf immers niet in handen. Naar goed middeleeuws gebruik begint de Reinaert - zoals Van den vos Reynaerde gemakshalve meestal wordt genoemd - dan ook met een proloog: een inleiding op het eigenlijke verhaal. Hieronder vind je die proloog. Tracht de Middelnederlandse al eens te lezen, ook al is dat niet gemakkelijk. Rechts vind je een vertaling. Zoom in als je het te klein vindt.
Middelnederlandse tekst
Willem, die Madocke maakte daar hij dikken omme waakte, hem vernooide zo harde dat die avonture van Reinaerde in Dietse ongemaket bleven - die Aernout niet hevet vulschreven - dat hij die vite dede zoeken ende hj ze na den Walsen boeken in Dietse dus hevet begonnen. God moet ons zijnre hulpen jonnen! Nu keert hem daar toe mijn zin dat ik bidde in dit begin beide den dorpren ende den doren ofte zij kommen daar zij horen deze rijme ende deze woord, die hem onnutte zijn gehoord, dat zij ze laten onbeschaven! Te vele slachten zij den raven, die emmer es al even mals: zij maken zulke rijme vals daar zij niet meer of ne weten dan ik doe, hoe dat zij heten die nu in Babiloniën leven. Daden zij wel, zij zouden 's begeven. Dat en zeg ik neit door mijnen wille: mijns dichtens ware een gestille, ne had 's mij ene niet gebeden die in groter hovesheden geerne keert hare zaken. Ze bad mij dat ik zoude maken deze avonture van Reinaerde. Al begrijp ik die grongaarde ende die dorpren ende die doren, ik wille dat diegene horen die gernee plegen der eren ende haren zin daar toe keren dat zij leven hoofselijke, zijn ze arm, zijn ze rijke, die 't verstaan met goeden zinne. Nu hoort hoe ik hier beginne! |
Hedendaagse vertaling
Willem, die Madoc maakte - wat hem dikwijls z'n nachtrust kostte - vond het erg jammer dat van de avontuurlijke geschiedenis van Reinaert niet eerder een Nederlandse vertaling voltooid is; Aernout heeft haar immers niet afgemaakt. Daarom liet hij Reinaerts levensverhaal opsporen en is op grond van de Franse handschriften in het Nederlands als volgt begonnen. God moge ons zijn steun verlenen! Eerst vraag ik aandacht voor het volgende: ik heb een uitdrukkelijk verzoek aan zowel boerenkinkels als dwazen dat als ze komen luisteren naar de voordracht van deze verzen - die voor hen geen enkel nut hebben - zij ze onaangetast laten! Zij lijken te veel op de raaf die zich altijd zo dwaas gedraagt: ze maken menige versregel leugenachtig, omdat ze er niet meer verstand van hebben dan ik heb van de namen van de mensen die op het ogenblik in Babylon wonen. Als ze verstandig zouden zijn, zouden ze er vanaf zien. Dit zeg ik niet uit eigenbelang: mijn gedicht zou zelf helemaal niet bestaan als een dame mij er niet om had gevraagd, iemand die zeer gesteld is op beschaafd gedrag. Zij verzocht mij dit avonturenverhaal over Reinaert te schrijven. Ook al berisp ik dus de mopperaars, de boerenkinkels en de dwazen, ik wil dat diegenen dit horen die graag de eer hooghouden, die met grote inspanning proberen om zo hoofs mogelijk te leven - of ze nu arm zijn of rijk - en die zich goede verstaanders betonen. Luister hoe ik nu begin! |
Proloog als opwarming van het publiek
Popconcerten van beroemde artiesten gaan doorgaans van start met een voorprogramma. Voor een nieuwe band is dat een mogelijkheid om zijn kunnen aan een groot publiek te tonen. Maar zo'n voorprogramma is vooral bedoeld om de zaal alvast op te warmen.
Dit soort trucs om het publiek in de juiste stemming te krijgen zijn al eeuwenoud. In de proloog van de Reinaert worden technieken uit de klassieke retorica toegepast om de aandacht van de luisteraar te trekken. Er wordt gebruik gemaakt van een aantal vaste motieven, die ook in veel andere middeleeuwse prologen voorkomen. Zo'n vast motief dat in de literatuur regelmatig terugkeert, wordt wel een topos genoemd (Grieks voor 'gemeenplaats', 'cliché'; meervoud topoi). Enkele voorbeelden van topoi die in vele middeleeuwse prologen worden verwerkt, zijn het vermelden van de naam van de auteur; van diens eerdere schrijfwerk; van de reden om het verhaal te schrijven; van de moeite waarmee dat gepaard ging; van de bronnen waaruit geput is; en van de opdrachtgever die het schrijven financieel mogelijk gemaakt heeft. Alle topoi die hier zojuist genoemd zijn - er zijn er meer -, komen in de proloog van de Reinaert voor, vaak slechts in een enkele versregel. Hieronder worden drie topoi kort besproken.
1. Topos: vermelden van vroeger werk
Stel dat een bekende Vlaamse auteur zijn nieuwe boek zou beginnen met de woorden 'Dimitri Verhulst die De helaasheid der dingen maakte'. Wie Verhulsts boek met genoegen gelezen heeft, zal dat als een aanbeveling beschouwen om ook aan dit nieuwe boek met smaak te beginnen. Op een dergelijke manier maakt in de dertiende eeuw een schrijver zich bekend als 'Willem, de maker van een verhaal dat Madoc heet'. Waarschijnlijk had Willem zoveel succes geboekt met dat vorige verhaal, dat hij de titel als een vorm van reclame gebruikte. Hij verwachtte van het publiek een reactie als: 'Die man kan wel wat, eens kijken of dit nieuwe verhaal net zo goed is als de Madoc'. Zoals je ondertussen weet is er geen middeleeuws verhaal bewaard gebleven dat Madoc heet, zodat we helaas niet meer kunnen nagaan of Willem er nu terecht zo trots op was.
2. Topos: vermelden van moeite waaronder het werk tot stand is gekomen
Normaal gesproken geeft een schrijver met het 'tegenslagtopos' aan dat hij talrijke moeilijkheden heeft moeten overwinnen om het nu volgende verhaal te kunnen schrijven. De bedoeling hiervan was dat het publiek het resultaat van al die inspanningen op waarde zou weten te schatten en extra oplettend zou luisteren. Willem maakte echter melding van de slapeloze nachten die het schrijven van de Madoc hem bezorgd heeft.
Daarmee neemt hij het tegenslagtopos op de hak en geeft hij alvast een signaal dat het nu volgende verhaal anders zal gaan verlopen dan het publiek gewend was.
3. Topos: vermelden van eerdere pogingen zonder het door de auteur gewenste resultaat
Willem maakt melding van een zekere Aernout, die kennelijk al eerder bezig is geweest om een Reinaert-verhaal uit het Frans in het Nederlands te vertalen. Het is niet meer bekend of deze Aernout nu tevergeefs heeft geprobeerd om dezelfde verhaalstof te vertalen of dat hij wel degelijk een 'aflevering' heeft voltooid, die echter naar de mening van Willem niet zo belangwekkend is als de nu volgende geschiedenis. Aernouts werk is in ieder geval niet bewaard gebleven. Gezien de korte vermelding, zonder enige uitleg, wist het publiek blijkbaar om wie het ging.
'Nu hoort hoe ik hier beginne!'. Met die laatste woorden geeft Willem aan dat de proloog ten einde is en dat het eigenlijke verhaal nu gaat beginnen. Het publiek is inmiddels voldoende voorbereid om de verdere voordracht op waarde te schatten en om te genieten van de avonturen van Reinaert, de vos die zowel mens als dier op het verkeerde been weet te zetten.
Popconcerten van beroemde artiesten gaan doorgaans van start met een voorprogramma. Voor een nieuwe band is dat een mogelijkheid om zijn kunnen aan een groot publiek te tonen. Maar zo'n voorprogramma is vooral bedoeld om de zaal alvast op te warmen.
Dit soort trucs om het publiek in de juiste stemming te krijgen zijn al eeuwenoud. In de proloog van de Reinaert worden technieken uit de klassieke retorica toegepast om de aandacht van de luisteraar te trekken. Er wordt gebruik gemaakt van een aantal vaste motieven, die ook in veel andere middeleeuwse prologen voorkomen. Zo'n vast motief dat in de literatuur regelmatig terugkeert, wordt wel een topos genoemd (Grieks voor 'gemeenplaats', 'cliché'; meervoud topoi). Enkele voorbeelden van topoi die in vele middeleeuwse prologen worden verwerkt, zijn het vermelden van de naam van de auteur; van diens eerdere schrijfwerk; van de reden om het verhaal te schrijven; van de moeite waarmee dat gepaard ging; van de bronnen waaruit geput is; en van de opdrachtgever die het schrijven financieel mogelijk gemaakt heeft. Alle topoi die hier zojuist genoemd zijn - er zijn er meer -, komen in de proloog van de Reinaert voor, vaak slechts in een enkele versregel. Hieronder worden drie topoi kort besproken.
1. Topos: vermelden van vroeger werk
Stel dat een bekende Vlaamse auteur zijn nieuwe boek zou beginnen met de woorden 'Dimitri Verhulst die De helaasheid der dingen maakte'. Wie Verhulsts boek met genoegen gelezen heeft, zal dat als een aanbeveling beschouwen om ook aan dit nieuwe boek met smaak te beginnen. Op een dergelijke manier maakt in de dertiende eeuw een schrijver zich bekend als 'Willem, de maker van een verhaal dat Madoc heet'. Waarschijnlijk had Willem zoveel succes geboekt met dat vorige verhaal, dat hij de titel als een vorm van reclame gebruikte. Hij verwachtte van het publiek een reactie als: 'Die man kan wel wat, eens kijken of dit nieuwe verhaal net zo goed is als de Madoc'. Zoals je ondertussen weet is er geen middeleeuws verhaal bewaard gebleven dat Madoc heet, zodat we helaas niet meer kunnen nagaan of Willem er nu terecht zo trots op was.
2. Topos: vermelden van moeite waaronder het werk tot stand is gekomen
Normaal gesproken geeft een schrijver met het 'tegenslagtopos' aan dat hij talrijke moeilijkheden heeft moeten overwinnen om het nu volgende verhaal te kunnen schrijven. De bedoeling hiervan was dat het publiek het resultaat van al die inspanningen op waarde zou weten te schatten en extra oplettend zou luisteren. Willem maakte echter melding van de slapeloze nachten die het schrijven van de Madoc hem bezorgd heeft.
Daarmee neemt hij het tegenslagtopos op de hak en geeft hij alvast een signaal dat het nu volgende verhaal anders zal gaan verlopen dan het publiek gewend was.
3. Topos: vermelden van eerdere pogingen zonder het door de auteur gewenste resultaat
Willem maakt melding van een zekere Aernout, die kennelijk al eerder bezig is geweest om een Reinaert-verhaal uit het Frans in het Nederlands te vertalen. Het is niet meer bekend of deze Aernout nu tevergeefs heeft geprobeerd om dezelfde verhaalstof te vertalen of dat hij wel degelijk een 'aflevering' heeft voltooid, die echter naar de mening van Willem niet zo belangwekkend is als de nu volgende geschiedenis. Aernouts werk is in ieder geval niet bewaard gebleven. Gezien de korte vermelding, zonder enige uitleg, wist het publiek blijkbaar om wie het ging.
'Nu hoort hoe ik hier beginne!'. Met die laatste woorden geeft Willem aan dat de proloog ten einde is en dat het eigenlijke verhaal nu gaat beginnen. Het publiek is inmiddels voldoende voorbereid om de verdere voordracht op waarde te schatten en om te genieten van de avonturen van Reinaert, de vos die zowel mens als dier op het verkeerde been weet te zetten.